maandag, december 20, 2004

Dichtbevolkt (2004/52)



"Trekt aan mijn oog voorbij wat van binnen wordt bewaard. Geloken, gesloten oog. Ingekeerd en ingenaaid, dicht naar binnentoe. Dat we in ons met velen kunnen zijn en uit velen zijn gebouwd, het is maar al te waar. Eén lange stoet om in op te stappen, optocht waarin het goed verdwijnen is. Met velen zijn we. En met velen zullen we zijn. Zodat spoorloos lijkt wat ons nu al uitgelezen heeft. De jongen die stotterend zichzelf voorstelt als iemand die hij nog niet geworden is. Uit één stuk en opgetrokken uit het graniet waarin hij pas later voor schut blijft staan. Het meisje met de beugel. De vrouw met de mand. De jongen met de haverzak. De man in duplo die als een open boek - Saramago - op de tafel ligt. De leraar nederlands die voor dat boek met zijn handen het ijzer breekt. Memoria de mis putas tristes. Herinnering aan mijn droeve hoeren. De heer des huizes die, wat er ook gebeurt, naar buiten loopt en in het oog van de storm gaat staan. Telkens waarmaakt wat hij eerder heeft beloofd! De vrouw die de lakens deelt. De man die voor haar de vlaggen strijkt. Bressendichters, mortelmakers, mollenvangers... Met velen blijven ze in ons bewaard. Want dichtbevolkt zijn wij. Door hem of haar die in ons zichzelf versteent en op de kop daarvan voorgoed de sporen draagt."