maandag, december 06, 2004

De wijk (De Week 2004/49)

Het is geen ramp. Een ongeluk is het niet. En toch ben ik er compleet het hart van in. Jarenlang was er hier achteraan het huis, zo ver je maar kon kijken, het veld. Niets dan het veld. Geen breuklijn trof het landschap, er was geen oponthoud. Aan het eind van het gazon nam het veld het gewoon even over van de tuin. Wat vlak was bestond! Niet alleen in het hoofd, ook in het echt. Alsof het nooit anders was en alsof het ook altijd zo zou zijn... Hadden we dat maar nooit gedacht! Sinds kort is alles over. Weg het uitzicht, weg de einder. In amper enkele etmalen tijd zijn een paar bijzonder smeuïge bobdebouwers er in geslaagd om de velden hier voor goed en voor altijd te verkavelen. Een obscuur kantoor in een nabijgelegen stad slijt de peperdure bouwgrond aan wie maar een leven lang voor zo'n lapje wil betalen. Intussen is het kwaad al helemaal geschied. Niet meer dan enkele maanden volstaan daarvoor. Eerst waren er het gebagger en het gezuig. Toen kwam de straat. Daarna sleepte men kabels en afvoerbuizen aan tot men verleden week ook de lantaarnpalen naar boven wist te hijsen, pal ons blikveld in. En straks, reken maar, dat straks zonder onderscheid ook de huizen komen, de klamme kalme villa's van vanille vol katten en vol kinderen. Het zal er bruisen in de nieuwe straat! Even speelden we hier in dit Arcadisch gebied van ons zelfs met de drastische gedachte om als antidotum tegen de oprukkende gloednieuwe woonwijk zelf ook maar beter de wijk te nemen. Maar algauw beseften we dat verhuizen alleen op vaandelvlucht was neergekomen. Niet dus. Blijven, en volharden, dat is wat we zullen doen! Vroeg of laat moet een mens in zichzelf de krachten vinden die hem eerst lijken te ontbreken. En dat is wat de voorbije dagen uitgebreid is gebeurd.

Overgegaan tot de daad, ben ik! Meer dan één vuist heb ik gemaakt! De voorbije week zal mij dan ook blijven heugen. Niet als de week waarin Kevin Coyne voor altijd de tijdelijke voor de eeuwige jachtvelden ruilde. Evenmin wil ik de heisa, het prinselijk stormpje onthouden dat onze Filip met enkele van zijn uitspraken wist te veroorzaken. En van de samenstelling van het dna van Johan Museeuw wil ik al helemaal niets meer horen.
Nee, de voorbije week zal bij mij geboekstaafd blijven als de week waarin ik de bomen heb geplant. Vijf prunussen globosum en één catalpa (foto). Zij zijn het op wie we de komende seizoenen rekenen om ons af te schermen. Ergens tussen tuin en wereld in waar ik zit en intussen begonnen ben, dat mag je nu al weten, aan één lang en klagend gedicht. Een gedicht dat niet zonder enige ambitie met hele lange takken naar de hemel wil reiken en dat nu al - werktitel of niet - Requiem voor de einder wil gaan heten.