woensdag, april 18, 2007

Dansen wijl men zit

(Notitie bij Digther 8/1)

Sinds kort maak ik samen met Frédéric Leroy deel uit van de vernieuwde redactie van Digther. Op de aimabele vraag van een Heer van stand als Hugo Verstraeten valt naar mijn idee ook nauwelijks een neen-klank te formuleren. En wat niet Neen is, is tot nader order nog altijd Ja. Bovendien volmondig. In tijden van oeverloos geëmmer op weblogs, het zichzelf alsmaar meer als een standupcomedian gedragende geschreven woord, het achteloos en vooral schaamteloos voorbijgaan aan wat in een tekst ook echt te lezen staat en het her en der neerzetten van clubjes en clannetjes, nederzettingkjes en dure genootschappen die meestal alleen in staat zijn om wat kortstondige schoolMeesterachtige glans te geven aan wat eigenlijk alleen maar verhulde (vergulde?) onmacht is, is het doodsimpele gegeven van wat niet meer wil zijn dan een blad op papier iets wat we moeten koesteren als een gesprekskamer vol vrouwentongen in een supermarkt. Een kalme Westhoek in de haastige Provincies van al onze Plaatsen… Wat kan het in dit Arcadisch gewest van mijn voeten bij tijden Verbazend vol met Hoofdletters staan! Laten we de Vaart maar wat minderen en hier voorlopig volstaan met de mededeling dat het nieuwe nummer van Digther – poetry is dancing sitting down (°) - ondermeer gedichten van Sylvie Marie, Bert Lema, Wouter Steyaert, Virginie Platteau, Peter W.J. Brouwer, Marcella Baete, Inge Boulonois, proza van David Troch, Rencontres (Frédéric Leroy), een column van Herlinda Vekemans en Rechtvaardige rechters (Alain Delmotte) bevat. Ook is van elk van de Zeven Dichters van laatst een gedicht opgenomen. Misschien – en niets belet mij nu nog om hier en in de toekomst schandelijk open en bloot publiciteit te gaan voeren – staat in Digther straks ook iets waar ongegeneerd ook jouw naam mag onder staan.

Digther Jrg. nr. 8/1 – Sint Veerleplein 10,8600 Diksmuide - redactie_digther bij hotmail punt com - http://users.skynet.be/digther/index.htm


(°) Poetry is dancing sitting down. Citaat van Charles Olson (zoals het werd opgetekend door Ann Waldmann) en door Alain Delmotte graag aangehaald in zijn mooie bespreking van Aquamarijn van Arne Deprez


Labels: , ,