dinsdag, november 16, 2004

Sappho 2004

Waarom ik ook dit jaar tal van particuliere en andere redenen heb om komende zaterdag in Ruiselede het jaarlijkse poëziefestival Sappho niet te willen missen? Omdat ik Dimitri Casteleyn, debutant en Anna Enquist, rasschrijfster... Omdat ik Paul Demets met zijn papegaaienziekte, en Erik Spinoy, met zijn jachttochten en zijn honden in de sneeuw... Omdat ik om al wat Winter is en Waar, Hilde Keteleer, revelatie voor vele blauwe dagen wel 'ns van heel nabij wil zien en horen? Misschien... Ook... Zeker... Omdat ik de dingen van Panamarenko nog altijd wil zien vliegen in mijn hoofd en Willem Vermandere de bard en Piet Piryns de kwark wil horen neuzelen en zagen? En zingen? Wellicht. Zeker wel. Maar vooral, weet ik, dat ik ga, helemaal alleen in mijn dooie eentje, ga ik voor die ene oude meester uit Twente wiens Ster bij mij niet gauw zal doven. De enige en echte Herman Hendrik ter Balkt. Ooit was ik er bij als knaap toen hij - the poet formerly known als Habakuk II de Balker -in de jaren zeventig aldaar de plaatselijke poëzieprijs kreeg en ik het publiek van leer hoorde trekken tegen wat zij toen al zijn nodeloze mystificatie noemden. Toen al maakte ik kennis met de aardsheid en de kracht van zijn ultieme boerengedichten. De gloeilampen; de varkens en niet te vergeten Uier van 't Oosten. En later die ene titel die alle andere in de schaduw zou stellen, formule om binnensmonds te blijven murmelen: Oud gereedschap mensheid moe. De schik en het plezier in de taal, om de taal, die spreekt met de mond van H.H. ter Balkt! Dat wil ik niet missen zaterdag in Ruislee, zoals het dorp hier in de volksmond heet. Weer wil ik de hoofden naar elkaar zien knikken, ook dit jaar weer, in dat prachtige dorp van jonkmannen, opgeknapte meisjes, boeren en boezeroenen, dat zonder de poëzie (én zijn gemeentesecretaris) door geen kat zou worden gevonden.