zaterdag, mei 29, 2010

Niets minder dan brio

Wat zou het leven zonder de troost van het citeren zijn? De zinnen, de frases, de vormgegeven begoochelingen die van anderen komen. Je noteert ze. Je streept ze aan. Je tikt ze over. Vergenoegd. Jaloers. Dankbaar. Devoot. Gnuivend soms. Dag in dag uit noteer je de wereld. In andere woorden. Een citatenbestand rijk dat stilaan op een heelder citatenbank gaat lijken. Heel recent nog zie je bij het terugbladeren tussen zin en onzin, tussen kunst en kitsch, losweg dingen verzameld van: Luis Buñuel, Luc Devoldere, de eeuwige Barthes, Marc Manders, Mircea Cartarescu, Richard Powers… En zo gaat het door. Namen! En niets dan hun woorden! Een berg is het die je met graagte mag bedelven. Maar niet alleen bij de schrijvers zelf kom je uit, vaak ook zijn de zinsneden die je zonder pardon (als kleren van het lijf) uit hun contexten rukt afkomstig van hen die lezen en hebben gelezen en daar vol mededogen verslag over uitbrengen. Zo streep ik vanmorgen, recht uit de mailbox, een passage aan uit een recensie van Alain Delmotte:

Met Starik halen de Amsterdammers niet meteen een lieflijke dichter in huis maar eerder iemand van het schielijke-oplichters-type. Starik kan inderdaad wel eens uit een narrige en grimmige hoek komen. Kan zo iemand een stad sieren? Amsterdam kan wel een stootje aan, dacht ik zo. Ik hoop van deze ‘gastspeler’ op niet minder dan brio.

En zo is én blijft het. Samen met ouwe getrouwe poëziekompaan én dichter Alain Delmotte, merk je vanmorgen hoe de honger van de lezer – vrijwel recht evenredig aan de hoeveelheid van jouw dagen - nog altijd groeiende is. Want goed is en blijft het om – eind mei en vol van genade - (en mét bijvoorbeeld de mooie en intrigerende poëzie van F. Starik) op niets minder te hopen dan brio.

Extern: Poëzierapport 28/5/2010 – Alain Delmotte – Het enige dat echt van ons is - Over Victoria van F. Starik.



Labels: , ,