donderdag, januari 28, 2010

Doncols

(Vakantiehuis, 1982)


Hoe heilig ineens het Nu kan zijn! Hoelang
geleden bestonden wij het nog om dit bestaan
te zien als wat het is: Nu en naakt. Avond
en alleen. Bomen benemen het uitzicht
in het raam. Maar bomen hoeven wat mij betreft
nooit meer weg te gaan. Want zover kan ik komen.
Ik hoef geen vergezicht. Geen mooie dromen.
De koorts (‘alles zien!’) is afgegaan: ik zie.

Even niet meer, even moet ik geen gewentel meer,
geen gewiek van woorden die alleen maar willen
zeggen hoe traag de tijd moet zijn om hem
te laten vloeien, hoe vreemd het voelt om vrede
te vinden met het vertrek van alle dingen.
Denkend: dertig straks, de eeuw die eindigt.
Maar eeuwigheid kan ik hier nog even missen.
Alleen maar wachten wil ik nu, wachten op hen

die op weg hierheen niets vermoedend weten
dat ook mijn wachten een vorm van wandelen is:
Een krimp in de avond. Een even aarzelen in de tijd.




Paul Rigolle

(Uit Dagboek- en andere gedichten)

Vandaag, Overal en op alle plaatsen, het gedicht. (Alsof ook alle poëzie van vandaag mag dateren)


Labels: , ,