woensdag, februari 15, 2006

Borges




Geen vangnet van het woord hield
de dagen vast. Ik wou en kon, ik zou.
Zo hoort het, dacht ik, zo moet het zijn,
ik hou hem kort, in de lange hete zomer
van zijn namen schrijf ik hem
onwrikbaar en voor altijd dicht.

Argentijn. Blinde pauw. Leeuw
die op zijn ring van ijzer bijt.


Maar niets stond vast, dat zie je
vaker wel. Het woord werd vlees
en plant en bloed. Restant.

De arend verliest de aarde in zijn vlucht.
Al het goede is van niemand en dat is
waarom het ons in boeken toebehoort
die niemand schrijft.


Het geheugen blijft die kleine bultenaar
die in mijn tuin met mij op adem komt.
In het marmer waar de nacht aan knaagt
staat een man weerkaatst die uit niets
bestaat, uit niets dan brand
en boeken opgetrokken is

en waarvan ik weet dat hij het is
die elke morgen weer met zorg
mijn eigen kleren kiest.





© Paul Rigolle - 2006 - Borges

gedicht uit de ongepubliceerde cyclus 'De galerij'.